- dab
- n. aanraking; klop, lichte slag; een klein beetje; weinig; "specialist"; een soort vis--------v. licht kloppen, licht aanraken; licht inwrijvendab1[ dæb] 〈meervoud: in betekenis I 0.4 ook dab〉I 〈telbaar zelfstandig naamwoord〉1 tik(je) ⇒ klopje2 lik(je) ⇒ kwast(je), hoopje3 een keertje betten ⇒ veegje4 〈dierkunde〉schar5 〈Brits-Engels; informeel〉kei ⇒ kraan♦voorbeelden:2 a dab of paint/butter • een likje verf/boter3 a dab with a sponge • (even) een sponsje eroverheen5 he's a dab (hand) at chess • hij kan ontzettend goed schakenII 〈meervoud〉 〈Brits-Engels; slang〉1 vingerafdrukken————————dab2〈dabbed〉I 〈onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉1 (aan)tikken ⇒ (be)kloppen2 betten ⇒ deppen♦voorbeelden:1 dab powder on one's cheeks • zich de wangen poederen2 he dabbed (at) the wound • hij bette de wondII 〈overgankelijk werkwoord〉1 opbrengen ⇒ tamponneren 〈in het bijzonder verf〉♦voorbeelden:1 dab on • (zachtjes) aan/opbrengen
English-Dutch dictionary. 2013.